Transitievergoeding

Recht op een ontslagvergoeding: de transitievergoeding

Sinds 1 juli 2015 heeft een werknemer een wettelijk recht op een ontslagvergoeding. Dit is de zogenaamde transitievergoeding. De werknemer dient dan wel 2 jaar of langer in dienst te zijn geweest, waarna de werkgever het tijdelijke contract niet heeft willen verlengen, of het vaste contract door de werkgever is opgezegd door middel van een ontslagvergunning die het UWV heeft afgegeven, dan wel op verzoek van de werkgever door de kantonrechter is ontbonden.

Als de werknemer zelf ontslag neemt of zijn/haar contract voor bepaalde tijd niet verlengt, heeft de werknemer enkel nog recht op de transitievergoeding, wanneer de werkgever ernstig verwijtbaar heeft gehandeld.

Wanneer géén recht op een transitievergoeding?

In de volgende gevallen bestaat er in principe geen recht op een transitievergoeding:

  • Indien het ontslag het gevolg was van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten door de werknemer;
  • Indien de werknemer korter dan 2 jaar in dienst geweest;
  • Indien de werknemer bij het ontslag nog niet de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt en hij gemiddeld niet meer dan 12 uur per week heeft gewerkt;
  • Indien het ontslag het gevolg is van het bereiken van de AOW – of pensioengerechtigde leeftijd;
  • Indien de werkgever failliet is verklaard, uitstel van betaling heeft gekregen of de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen is van toepassing op de werkgever;
  • Indien een gelijkwaardige voorziening aan de werknemer is verstrekt op grond van een cao.

Berekening hoogte transitievergoeding

De hoogte van de transitievergoeding is afhankelijk van het aantal dienstjaren en het bruto maandsalaris. De vergoeding is maximaal € 76.000-, bruto (per 1 januari 2016), of een bruto jaarsalaris als dat lager is.

Het bruto salaris beslaat in ieder geval het maandsalaris, vakantietoeslag en vaste looncomponenten als een dertiende maand of een eindejaarsuitkering.

In principe heeft de werknemer recht op 1/6 bruto maandsalaris per 6 maanden dienstverband gedurende de eerste 10 jaar. Na 10 jaar ontstaat er een recht van ¼ bruto maandsalaris per 6 maanden dienstverband.

Voor werknemers die bij ontslag 50 jaar of ouder zijn en tenminste 10 jaar in dienst zijn, geldt overgangsrecht tot 1 januari 2020, tenzij het om werkgevers gaat die minder dan 25 man personeel in dienst hebben. Indien aan deze voorwaarden is voldaan, dan leveren dienstjaren vanaf de 50 jarige leeftijd 1 bruto maandsalaris op.

Billijke vergoeding in aanvulling op de transitievergoeding

Wanneer het ontslag voortkomt uit ernstig verwijtbaar gedrag van de werkgever, kan de kantonrechter een zogenaamd billijke vergoeding toekennen in aanvulling op de transitievergoeding. De hoogte hiervan kan zeer uiteenlopen.

Ook wanneer de werknemer korter dan twee jaren in dienst bent geweest bij het ontslag, kan de kantonrechter onder bepaalde omstandigheden een billijke vergoeding toekennen.

Overgangsrecht: verlaagde transitievergoeding

Tot 1 januari 2020 kunnen kleine werkgevers – dat zijn werkgevers die gemiddeld minder dan 25 werknemers in dienst hebben – de dienstjaren vóór 1 mei 2013 buiten beschouwing laten bij de berekening van de transitievergoeding. Hiervoor moet er wel sprake zijn van een slechte financiële situatie bij de werkgever, waardoor de arbeidsovereenkomst op is beëindigd. Van een dergelijke situatie is sprake als:

  • het nettoresultaat van de onderneming in de drie boekjaren voorafgaand aan het jaar waarin de arbeidsovereenkomst eindigt, kleiner is geweest dan nul.
  • er een negatief eigen vermogen is.
  • de vlottende activa per het einde van het boekjaar dat eindigt voorafgaand aan het boekjaar waarin de arbeidsovereenkomst eindigt of niet wordt voortgezet, kleiner zijn dan de kortlopende schulden.

Kosten in mindering op de transitievergoeding

Wanneer de werkgever kosten heeft gemaakt gericht op het voorkomen van werkeloosheid of het bekorten van de werkeloosheidsperiode (bijvoorbeeld outplacement kosten), in verband met het eindigen van de arbeidsovereenkomst of kosten om een bredere inzetbaarheid van de werknemer mogelijk te maken met als doel de arbeidsmarktpositie te verbeteren, kunnen onder omstandigheden in mindering worden gebracht op de transitievergoeding:

  • De werknemer moet vooraf schriftelijk hebben ingestemd met het in mindering brengen van de kosten op de transitievergoeding.
  • De kosten zijn gespecificeerd door de werkgever en heeft de werknemer daarover geïnformeerd.
  • De kosten zijn gemaakt door de werkgever zelf ten bate van de werknemer en kunnen niet elders worden verhaald.
  • De kosten mogen niet het loon van de werknemer betreffen.
  • De kosten moeten in een redelijke verhouding tot het doel staan waarvoor deze zijn gemaakt.
  • De kosten komen in mindering op dat deel van de transitievergoeding dat is opgebouwd in de periode waarin de kosten zijn gemaakt of hierna.
  • De kosten kunnen niet op de werknemer worden verhaald.

Kosten van functiespecifieke scholing, nodig om een duurzame inzetbaarheid binnen de eigen organisatie, zijn hiervan uitgesloten. Dergelijke kosten dient een werkgever op grond van goed werkgeverschap te dragen.